In een groot koninkrijk hier ver vandaan leefden ooit de broers koning Hulst
en koning Eik. De Hulstkoning was de oudere en wijzere broer van de twee broers.
Hij woonde in het Noorden. Hij droeg een dikke wintermantel en op zijn hoofd
had hij een krans van hulst. In zijn hand droeg hij een staf gemaakt van een
mooie stevige hulsttak. Zijn vrouw, Vlier, droeg een mantel van dik zacht bont,
een kroon van Vlierbloesem en een staf gemaakt van Vlierhout.
Koning Eik droeg enkel een krans van eikenbladeren. Zijn vrouw Hedera een krans
van klimop bladeren. Meer hadden zij niet nodig, want in het zuiden van het
koninkrijk waar zij woonden was het altijd warm en de zon scheen er volop.
De invloed van de koningen
- Op de dag van Midzomer was koning Eik het sterkst. Op dat moment werd koning Hulst vanuit de onderwereld geboren in déze wereld. Vanaf toen werden de dagen hier steeds een beetje korter, vielen de bladeren van de bomen, vertrok de warmte van de zomer en trok de kou van de winter over het land. Koning Hulst bracht vrede, inkeer en vernieuwing in het land. In dit noordelijke deel van het land was het ijzig, besneeuwd en donker. Omdat het koud en donker was in het gebied van de Hulstkoning, leerde hij zijn volk om rust te nemen en zuinig te zijn met wat er aan voedsel beschikbaar was. Hij leerde zijn volk ook om na te denken over het leven en hoe om te gaan met de uitdagingen van het koude gebied. Zijn jongere broer leefde helemaal aan de andere kant van het land, in het zuiden. Ook hij kwam uit de onderwereld en werd geboren in deze wereld op het moment dat zijn broer Koning Hulst op zijn sterkst was, de dag van Midwinter. De vogels begonnen weer te zingen, de bomen kregen weer blad, de aarde begon te leven, de kou van de winter vertrok uit het land en de warmte van de lente keerde terug. Hij bracht licht, vruchtbaarheid en vreugde in het land.
- Het was, net zoals in het noorden bij zijn broer Koning Hulst, winter geworden in het zuidelijke deel van het land waar Koning Eik woonde. Het was koud, donker en het volk in het zuiden was niet meer vrolijk en gelukkig. Ze wisten helemaal niet hoe ze met deze situatie van kou, weinig eten en donkerte moesten omgaan. Zijn volk van het zuiden had geen idee hoe ze moesten overleven in een koude winter. Daarom besloot Koning Eik dat het tijd werd om een bezoek te brengen aan zijn broer Hulst en ervoor te zorgen dat het weer warm werd, zodat er weer genoeg te eten zou zijn en er weer gefeest kon worden. Na een hele maan reizen kwam hij op 21 december, de dag van midwinter, aan bij het paleis van zijn broer. Wat was het er mooi: helder wit, schitterde ijskristallen en het hele paleis was versierd met heerlijk geurende groene dennentakken en rode hulstbessen. Daar zat zijn broer Koning Hulst op zijn troon. Eik liep op Hulst af en zei: “Mijn beste broeder, mijn volk is niet gelukkig, en wij willen het licht en de zon terug in ons land. Help ons de zon terug te brengen." “Jouw volk moet eerst maar eens leren zuinig te zijn met wat ze hebben. Ze moeten leren dat er ook een tijd van matigheid en van bezinning nodig is, waarin ze plannen kunnen maken voor het nieuwe jaar.” zei koning Hulst. Maar Koning Eik wist dat daar nu geen tijd meer voor was: “Als ik moet vechten voor de terugkeer van het licht, zal ik dat doen”. Hij stond op en liep op Koning Hulst af. De Hulstkoning sprong onmiddellijk op en vloog zijn broer aan. Koning Eik was zwakker dan zijn broer maar hield vol, denkend aan het volk, dat hem nodig had. In zijn gedachten brandde de zon. Dat schonk hem kracht. In één slag versloeg hij de Hulstkoning, die nu gewond op de grond lag. Koning Eik beval zijn broer hem de zon terug te geven en hij sprak: “Mijn beste broeder, als je de donkere dagen terug wilt, kom dan op 21 juni naar mijn rijk in het zuiden van het land. Dan kun jij je kracht weer met mij meten. En zal ik je dan de kennis geven over hoe te overleven in de tijd dat het licht en warm is, want ook al heb ik je nu verslagen, je bent mijn broer en ik houd van je.” De Hulstkoning antwoordde zijn broer: “Ik zal er zijn op 21 juni. Kijk naar mij uit vanaf de hoogste berg en als ik die dag het gevecht win, zal ik jou alle wijsheid geven voor je volk hoe je kan overleven en tot rust kan komen in de donkere dagen van het jaar, want ook ik houd van jou. Neem de kroon en weet, mijn broer, al ben jij nú koning, mijn kou is nog niet direct vertrokken en sneeuw zal het land bedekken. Ik weet dat vanaf nu jouw kracht van het licht regeert en ik bewaar mijn kou en donker tot mijn tijd weer daar is op Midzomer.” Vanaf die dag zochten de broers Eik en Hulst elkaar op de dagen van de zonnewendes en eisten hun deel van het jaar op. Zo was er voor het hele land van noord tot zuid, in de lichtmaanden feest, overvloed, genezing en vruchtbaarheid en in de donkere maanden tijd voor rust, bezinning en het maken van nieuwe plannen voor in het nieuwe jaar. Beide volken hadden nu de kennis van licht en donker en leefden nog lang en gelukkig.