Geschiedenis van de liturgische kleuren
Tot aan de 4e eeuw zou wit de enige liturgische kleur zijn geweest.
Later kwamen er meer kleuren bij en in de 12e eeuw waren de belangrijkste
kleuren voor liturgisch gebruik wit, rood, groen zwart. Violet
kwam vanaf de 13e eeuw in regelmatig gebruik. Tussen de 12e en
de 16e eeuw kwamen daar nog blauw en geel bij, waarbij blauw
vaak op Mariafeesten gedragen werd. In de Middeleeuwen hadden
de kleuren van de liturgische gewaden een betekenis die vaak
door de plaatselijke gewoonte werd bepaald. Zo gold in Germaanse
gebieden rood als de feestkleur, in plaats van wit. Na de hervorming
van de liturgie naar aanleiding van het Concilie van Trente (1545-1563)
kwam hierin verandering. In 1570 bepaalde Paus Pius V voor de
gehele Latijnse Kerk wanneer welke kleuren gebruikt dienden te
worden, waarbij blauw en geel werden afgeschaft. Deze laatste
kleuren mogen alleen nog na bijzondere toestemming worden gebruikt.
Deze bepalingen gelden in grote lijnen tot op de dag van vandaag.
|
Blauw
Blauw is van oudsher de kleur van Maria, maar in de liturgie mag
deze kleur tegenwoordig alleen in Spanje en enkele bisdommen
in Portugal, Mexico en Zuid-Amerika worden gebruikt voor het
hoogfeest van Maria's Onbevlekte Ontvangenis op 8 december. Op
de Filippijnen is blauw zelfs geoorloofd voor alle Mariafeesten.
|
Groen
Gebruik: De kleur groen wordt gebruikt voor de gewone zondagen door het
jaar, alsmede voor de gewone weekdagen, kortom voor alle dagen
dat er geen bijzondere feestdag of gedachtenis is.
Betekenis: Groen is de kleur van de hoop (op het eeuwig leven) en kan in
de liturgie worden gezien als kleur van het toeleven, het toegroeien
naar de eerstvolgende bijzondere feestdag of gedachtenis.
|
Paars
Gebruik: De kleur paars (ook wel violet
of purper) wordt gebruikt voor de dagen van de Advents- en de Vastentijd,
op andere boete- en voorbereidingsdagen, alsmede bij begrafenissen,
waarbij paars in de plaats van het vroegere zwart
is gekomen.
Betekenis: Paars geldt als de kleur van boete en bezinning, van inkeer
en daarmee ook van voorbereiding. Paars kan gezien worden als
zwart waardoorheen het licht gloort.
|
Rood
Gebruik: De kleur rood wordt gebruikt op Palmzondag, op
Goede Vrijdag, op het hoogfeest van Pinksteren, op de gedachtenissen
van heiligen die een marteldood gestorven zijn, alsmede bij de
uitvaart van de Paus, voor wie naar een oud Byzantijns gebruik
rood de rouwkleur is.
Betekenis: Rood staat zowel voor het bloed van de martelaren als voor
het vuur van de Heilige Geest. Op Goede Vrijdag, waar rood sinds
1969 in de plaats van
zwart
is gekomen, staat deze kleur voor het bloed dat Jezus Christus tijdens zijn lijden
en sterven vergoten heeft.
|
Roze
Gebruik: De kleur roze wordt alleen gebruikt op de derde zondag van
de Adventstijd (zondag Gaudete
) en op de vierde zondag van de Veertigdagentijd (zondag
Laetare
). Roze is geen verplichte liturgische kleur en omdat het maar
op twee zondagen gebruikt mag worden, beschikken niet alle
kerken (meer) over aparte roze gewaden en paramenten. In
dat geval wordt
paars
gebruikt.
Betekenis: Het roze zoals dat in de liturgie wordt gebruikt kan gezien
worden als het doorschijnen van het
wit
van Pasen in het paars van de Veertigdagentijd c.q. het wit
van Kerstmis in het paars van de Adventstijd.
|
Wit
Gebruik:
De kleur wit is de liturgische feestkleur en op de meest feestelijke
dagen mogen de gewaden en paramenten daarom ook zilver-
of zelfs goudkleurig
zijn.
Wit wordt gebruikt voor de hoogfeesten van Christus, in de Kersttijd,
op Witte Donderdag, in de Paastijd, op feesten en gedachtenissen
van de heilige maagd Maria, van de heilige engelen en op de gedachtenissen
van heiligen die geen marteldood gestorven zijn.
Betekenis:
Wit staat voor de zuiverheid, reinheid en onschuld, terwijl
goud staat voor
de overwinning, heerlijkheid en puurheid.
|
Zwart
Gebruik: De kleur zwart werd vóór de liturgiehervorming van 1969 gebruikt op Goede
Vrijdag, Allerzielen en bij uitvaarten. Voor Goede Vrijdag is zwart officieel
vervangen door rood. Voor Allerzielen en uitvaarten mag zwart nog steeds gebruikt worden,
maar is grotendeels in onbruik geraakt ten gunste van
paars. Bij begrafenissen wordt soms ook wel
wit gebruikt. Zwart als liturgische rouwkleur werd vooral gebruikt in tijden
waarin men emoties op een intense manier wilde beleven en uitdrukken,
zoals in de late Middeleeuwen en in de 19e eeuw.
Betekenis: Als meest donkere kleur waaruit al het licht verdwenen is, geldt zwart
van ouds als een rouwkleur die staat voor de droefheid, leegheid en
verlatenheid die gepaard gaat met het verlies van dierbaren. Voor katholieke
gelovigen is de dood echter niet het einde en kunnen droefheid en rouw
tijdelijk zijn in de hoop op het voortleven van de ziel van de overledenen.
Dat laat zich dan beter uitdrukken in het lichtere
paars
of zelfs in het
wit
als de kleur van het eeuwig leven.
Aanhangers van een meer traditionele vorm van de liturgie geven daarentegen
de voorkeur aan zwart omdat daarmee beter benadrukt wordt dat de gestorvenen. het gebed van de nabestaanden nodig hebben, aangezien opname in de
hemel geen vanzelfsprekendheid is.
|
|