Koningskaars
Algemeen
De koningskaars is een statige rechtopstaande plant met gele bloemen, groeit soms alleen en soms in hele grote groepen tegelijk. In het Nederlands wordt de koningskaars ook wel toorts genoemd, vroeger streek men de plant in met was of teer en gebruikte de toorts dan als een fakkel. De toorts of koningskaars is een plant met dikke, fluweelachtige bladeren en dicht opeengepakte bloemaderen, die wel 180 cm hoog kan worden en te vinden is op onbebouwde en woeste gronden en aan bosranden. Ook staat hij hier op de oevers van de IJzel in de vroege zomer en langs spoorlijnen zie je hem ook vaak, net als zoveel andere wilde planten, die nog maar zelden ergens anders voorkomen. De toorts of koningskaars gold bij de Amerikaanse Indianen als een veelzijdige en nuttige plant met tal van medicinale eigenschappen. Ze gebruikten deze plant bijvoorbeeld bij het behandelen van borstklachten en hoesten en bij ingewandstoornissen. Net als hun totemplant zijn herten over het algemeen veelzijdig en behulpzaam. In wat ze doen, steken ze ook (net als hun totemplant) vaak boven anderen uit en vallen op.
Helende krachten
De bladeren werden in een kompres voor de behandeling van wonden en zweren gebruikt. In de vorm van een thee werd aan de koningskaars een heilzame werking op de nieren en blaas toegeschreven. De olie van gemalen, verse toortsbloemen gaf een middel tegen het verwijderen van wratten. Gedroogde toortsbladeren was een ingrediënt in een rookmengsel voor het verlichten van astma en long klachten. Koningskaarsthee is een goed middel om hoest en ontsteking van de luchtwegen te voorkomen en heeft een verzachtend effect op de slijmvliezen. Koningskaars helpt bij bronchitis, verkoudheid, keelpijn en ooginfecties. Koningskaarsthee wordt gemaakt van 250ml kokend water en 5 tot 10 gram gedroogde bladeren of bloemen, deze te laten trekken en 3 a 4 koppen per dag te drinken.