Mjölnir:
Betekenis en verhalen van de moker van Thor
Een van de belangrijkste tekenen van het Noordse heidendom is de
hamer van Thor; Mjölnir. Dit amulet is eeuwenlang door heidenen
in Europa gedragen. Er zijn meer dan 1000 amuletten in de
vorm van Mjölnir gevonden in Scandinavië, Engeland, Rusland en
de Baltische staten. De meesten dateren van de 9e
t/m de 11e
eeuw, maar er zijn ook vroegere voorbeelden gevonden. Met zo’n
amulet verkreeg men de bescherming van Thor.
Mjölnir wordt meestal vertaald als de ‘verbrijzelaar’ van het werkwoord mölva; verbrijzelen. Het kan echter ook bliksem betekenen, wat natuurlijk goed past bij het wapen van een dondergod. Ondanks dat het wapen in de IJslandse teksten ‘hamarr’ wordt genoemd zien we het voorwerp altijd afgebeeld met een kleine steel en op de kop twee vierkante uiteinden. Een dergelijk wapen noemen wij een moker. Mjölnir is de belangrijkste van de drie krachtvoorwerpen van Thor. Dit wapen werd naar aanleiding van een weddenschap met Loki door de twee dwergen Brokkr en Eitri gemaakt. Zij legden een brok ijzer in de oven en Brokkr pompte er met de blaasbalg lucht in. Loki probeerde te verhinderen dat de magie van de dwergen zou slagen en stak Brokkr als vlieg in beide ogen, zodat hij de blaasbalg even los moest laten. Zijn list slaagde niet: De moker werd heel uit de oven gehaald, alleen de steel was iets korter dan de bedoeling. Brokkr vertelde aan de goden dat de moker – die ze aan Thor schonken – onbreekbaar was, altijd doel zou treffen en ook altijd de weg naar de hand van Thor terug zou vinden. De goden besloten unaniem dat dit het beste geschenk was. Mjölnir werd het belangrijkste wapen van de goden in hun strijd tegen de reuzen. Het zou ervoor zorgen dat de reuzen de gewijde plaats van de Asengaard niet durfden te bestormen en hield zo de Godenwereld veilig.
|