De noordse kosmogonie beschrijft de structuur van het heelal en het ontstaan ervan,
zoals dat in de
noordse mythologie
is overgeleverd. In deze wereldstructuur of kosmogonie leven en evolueren elfen,
goden, reuzen, mensen, dwergen en allerhande andere mythische wezens. Centraal
in de noordse kosmogonie staat
Yggdrasil
, de 'Wereldboom', die zich door de negen werelden van het universum uitstrekt
met aan zijn wortels drie magische bronnen:
De werelden in perspectief
Vanuit een ander perspectief is de indeling enigszins anders.
▸ Hoogste werelden of Hemelen
▸ Middenwerelden
▸ Onderwerelden
Relatiediagram
De tijdsdimensie
▸ Kosmisch begin
▸ Ontstaan van de oerwerelden
▸ Verval en instorting van de wereldstructuur
▸ Heropstanding
De werelden in perspectief
Wanneer men de in de literatuur genoemde werelden in kaart brengt en
hun relaties met elkaar aangeeft, dan krijgt men een overzichtelijk
maar statisch beeld van het geheel, dat hier en daar tegenstrijdigheden
lijkt te bevatten. Dat laatste komt dan voornamelijk omdat het ten
eerste niet mogelijk is een meerdimensionaal beeld in een plat vlak
weer te geven, en omdat ten tweede de tijdsdimensie daarin ontbreekt.
Het blijkt immers dat de vroege denkers die de kosmologische visie
van noordelijk Europa vastlegden ook reeds sterk gedreven werden door
het idee van evolutie, zelfs op het macroscopisch niveau van de kosmos.
Zo werden al deze werelden niet op een dag opgebouwd, maar gebeurde
dit in opeenvolgende fasen. De volgorde van die fasen is niet af te
leiden uit het statisch overzichtsbeeld, waar ze allemaal tegelijk
in voorkomen. Men moet het met een tijdsperspectief aanvullen, dat
langzaam bij het bestuderen van de
Edda
-literatuur naar voren komt.
Vanuit een bepaald perspectief bekeken wordt de samenhang van de negen werelden als volgt beschouwd:
|
▸ Hoogste werelden of Hemelen
Andlangr: tweede hemel in het zuiden boven Asgard
|
|
|
Met uitzondering van
Midgard
(de middenwereld van de mensen) die evenwicht vertegenwoordigt, kunnen
de overige werelden volgens tegengestelde principes gegroepeerd worden:
|
Er is een duidelijk evolutionair verloop in de noordse kosmogonie. Het
kosmisch verhaal heeft een begin en een einde binnen een eeuwigheidsgegeven.
Zowel het ontstaan als het vergaan van de kosmos worden gemarkeerd
door bepaalde beeldvoorstellingen. Daartussenin verlopen dan nog eens
meerdere fasen van opbouw, instandhouding en afbraak. Maar reeds voor
het gemarkeerde begin was er een continuïteit in de vorm van een gapende
leegte, en na het einde is er aanwijzing voor het starten van een nieuwe
cyclus, al wordt die zelf niet verder beschreven of ingevuld.
|
Er wordt uitgegaan van een niet nader bepaalde gapende leegte,
Ginnungagap
genaamd. Zij is zo ontzettend ruim dat ze blijkbaar alle gigantisch grote
werelden kan bevatten. In dit absoluut vacuüm bestaan twee aan elkaar
tegengestelde extreme toestanden. De ene is die van ontzettend koude
oernevelen,
Niflheim
, de andere die van de ontzettend hete kolkende gassen,
Muspelheim
. Waar beide samen komen ontstaat de eerste materialisatie en differentiatie.
De Ginnungagap bestaat daarna niet meer zoals eerst en wordt vanaf
dan Himthusen genoemd. Binnen deze structuur ontstaan gigantische wezens
(met Ymir als eerste), waaruit al vrij vroeg ook de goden voortkomen.
|
Het ziet ernaar uit dat eerst de onderwerelden zijn ontstaan, daarna
de bovenwereld en pas dan de middenwereld daar tussenin, al gaat de
interne evolutie en verdere opsplitsing van deze oerwerelden intussen
door, zodat zij ook deels in de tijd elkaar overlappen. Er is daarbij
ook interactie. Zo kan bijvoorbeeld een Walhalla
in
Asgaard
pas functioneren nadat er ook helden op de middenwereld zijn, en dus
deze middenwereld of
Midgard
zelf is ontstaan. In de andere richting vertrekken pas dan ook dode mensenzielen
(maar iets eerder al ook sommige later ontstane goden en reuzen) naar
de onderwerelden van het oude Niflheim
en het meer recent ontstane
Helheim. De Midgard
kon pas ontstaan nadat daarvoor materiaal voorhanden was enerzijds (Ymir)
en vormende krachten (Asen
en
Wanen
) anderzijds, die wisten hoe ze met het materiaal moesten omgaan. Pas
dan kon ook de mens worden geschapen.
|
Ten slotte komt Yggdrasil zodanig onder druk te staan dat deze allesverbindende wereldstructuur gevaarlijk gaat trillen en beven en ten slotte helemaal in stukken breekt. Op dat moment raakt de scheiding tussen de wereldstructuren teniet en krijgen de reusachtige oerkrachten opnieuw vrij spel. Dit wordt voorgesteld door het beeld van de bewoners van Jötunheim die de delicate verbindingsbrug Bifröst bestormen en onder hun gewicht doen instorten. De goden zelf worden door hen aangepakt en grotendeels vernietigd. Dit hele gebeuren wordt verteld in het verhaal van de Ragnarok , de teloorgang van de heersende machten, zowel de goden als de reuzen. Aan dit glorieloze chaotische einde ging een lange periode vooraf van overgang van 'zomer' naar 'winter', de Fimbulvetr. |
Er zullen nog veel hallen over zijn om de zielen van de overledenen
te huisvesten. Volgens d
Proza-Edda
bestaat er een andere hemel ten zuiden van
Asgard
, Andlang genaamd, en een derde nog verder daarbovenuit, Vidblain genoemd.
Het zijn ruimten die beschut zijn tegen Surtrs vuur. Volgens beide
Edda's is de beste plaats na de
Ragnarok
Gimlé
, een gebouw fraaier dan de zon, met gouden dak, in de hemel. Daar
leven de goden in vrede met zichzelf en met elkaar. Daar zal een
hal Brimir zijn, een hal op Okolnir (‘nooit koud ’), waar veel goede
drank wordt geschonken.
En dan zal er ook nog Sindr zijn, een excellente halruimte, helemaal uit roodgoud gemaakt op Nidafjoll (de ‘donkere bergen’). Daarin zullen de zielen van de rechtschapenen huizen. De Proza Edda vermeldt ten slotte nog Náströnd (‘lichaamstrand ’ of lijkenstrand). Een even wijde als ongunstige plaats in de onderwereld, waar geen zonlicht doordringt, met alle deuren op het noorden, muren en daken van gevlochten slangen gemaakt, met de koppen naar binnen, die zo veel gif spuwen dat het er als rivieren door stroomt. Dat is de plaats waar eedbrekers, moordenaars en beroepsflirters voor eeuwig doorheen moeten waden. En op de ergste plaats van alle, Hvergelmir, de kosmische Ruisende Ketel , zal de draak Nidhoggr - nog een overlevende macht van de Ragnarok - de lichamen van de overledenen de duivel aandoen door hun bloed te zuigen. Toch is er in het hele verhaal reeds een kiem voor verdere evolutie aanwezig. De wereldboom Yggdrasil is zelf niet totaal vernietigbaar en bewaart diep in zijn vezels bij zijn uiterlijke instorting nog een kiem van leven. Hij zal opnieuw uitgroeien en met hem nieuwe wezens die een nieuwe 'frisgroene wereld' zullen helpen uitbouwen. Daarin zijn de 'fouten' die in de vorige cyclus tot de ondergang leidden niet meer aanwezig. De visie is dus op (zeer) lange termijn optimistisch. |