Hel (ook wel Hella, Helle, Hell, Hela of Hellia) is in de Noordse mythologie de godin van de onderwereld, Helheim en Niflheim.
Ze is een dochter van Loki en Angrboða en de zuster van Fenrisulfr en Jormungand.
Odin wierp Hel naar de onderwereld en gaf haar gezag over degenen die een natuurlijke dood zijn gestorven. Zij heeft een lichaam dat half zwart is en half met vlees bedekt is. Haar woonsplaats is de Eliudnir-zaal, haar bedienden zijn Ganglati en Ganglot.
In de Edda wordt Hel beschreven als de waarzegster die de dood van Baldr aan Wodan voorspelt. Ook voorspelt ze de geboorte van een zoon van Wodan, die de dood van Baldr wreken zal. Wodan beledigt Hel en zij zal tot aan de ondergang der goden, door de losgebroken Loki, nooit weer een man tot haar laten komen.
Hermod ging op Odin's achtbenige paard Sleipnir naar de burcht van Hel om zijn broer Baldr en zijn vrouw Nanna van de dood te bevrijden.

De onderwereld
De onderwereld (Helheim en Niflheim - ijskoude hel of nevelrijk) zelf wordt soms ook Hel genoemd, maar dit dodenrijk is niet vergelijkbaar met de christelijke hel. Er komen niet alleen moordenaars of anderen die gestraft worden en het is niet speciaal een verschrikkelijke plaats. Iedereen die niet vanwege uitmuntende dapperheid naar de hallen van Freya of Odin, respectievelijk Sessrumnir en Walhalla, worden gebracht door de Walkuren belandt bij Hel. Dat zijn dus zieken, ouderen, vrouwen en mannen die een natuurlijke dood waren gestorven.
Garmr (een hellehond) bewaakt de poort van het voorportaal Gnipahellir.
Het woord hel komt van het Oergermaanse woord haljæ, wat dodenrijk of onderwereld betekent.