Totemisme (afgeleid van het woord odoodem in de Ojibwe-taal) is een religieuze
overtuiging die vaak geassocieerd wordt met sjamanistische religies. Het beschrijft
een relatie van een volk of individu met betrekking tot een totem. Het totemisme
kwam wereldwijd voor bij jagers en verzamelaars.
Het totemisme is een geheel van rites en geloofspunten die verband houden met dieren,
planten, objecten en verschijnselen die als mythisch vertegenwoordiger en beschermgeest
van de stam worden beschouwd: de "totems". De mens vereenzelvigde zich in grote
mate met zijn totemdier of totemplant. Het totemisme evolueerde van wat in aanvang
waarschijnlijk een jachtritueel was tot een aantal religieuze overtuigingen.
Centraal in het totemisme was de overtuiging dat men (de groep, de clan, de stam,
het individu) dezelfde essentie en/of een speciale relatie had met een
totemdier,
totemplant of een totemobject (zon, maan enzovoort). Het verschijnen van het boek 'The Worship
of Animals and Plants' van Ferguson MacLennan in 1869 wordt als het begin van
de studie van het totemisme beschouwd.
In Freuds visie kan het totemisme gezien worden als het resultaat van een traumatisch
gebeuren in het eerste begin van de geschiedenis van de mensheid. De eerste
mensen leefden in groepen onder controle van een vader, een sterke leider
die de seksuele relaties met de vrouwen van de groep allemaal voor zich opeiste.
De jonge mannen in de groep revolteerden tegen die houding van de leider
en doodden hem, de vader. Zij aten hem op in de hoop zijn kracht te verkrijgen.
Nadien voelden ze zich schuldig en wroeging. Om dergelijke zaken in de toekomst
te voorkomen besloten ze om exogamie (trouwen met iemand van buiten de eigen
groep (gezin, familie, clan, stam). Zij sublimeerden hun vader en hij werd
een totem. Van dan af doodt en vereert men de totem in rituelen/liturgische praktijken.