De Kelten waren volkeren en stammen die gedurende het millennium voor het begin van de jaartelling en de eeuwen daarna een Keltische taal spraken. Het is dus primair een linguïstisch begrip. Een Kelt was een spreker van een Keltische taal.
Hun voorouders verspreidden zich vanuit een kerngebied in Centraal-Europa zowel in westelijke als oostelijke richting. Rond het begin van de jaartelling bevolkten Keltische stammen de Britse Eilanden, Gallië, het Iberisch Schiereiland en delen van Midden-Europa en de Balkan. De Keltische talen behoren tot de Indo-Europese taalfamilie.
Kenmerkende elkaar opvolgende Keltische culturen zijn de Hallstatt-cultuur, de La Tène-periode gevolgd door de Gallo-Romeinse periode en ten slotte de periode van de Keltische naties tot op heden, zoals aangegeven op het kaartje. Kelten dreven handel met Romeinen.

De Kelten in Europa en Anatolië , vroeger en nu
  Hallstatt en La Tène kerngebied, rond de 6e eeuw v.Chr.
  Andere delen van Europa waar vroeger Kelten woonden
  De zes overgebleven Keltische gebieden
  Gebieden waar thans nog een Keltische taal wordt gesproken
Oorsprong en verspreiding
Belangrijke opgravingen in het oorsprongsgebied van de Kelten (zuidelijk Duitsland , Zwitserland , Oostenrijk en Oost- Frankrijk ) werden in de 19e eeuw gedaan in La Tène en Hallstatt . Vanaf ongeveer de 6e eeuw v.Chr. trokken zij in noordwestelijke richting, tot zij rond 400 v.Chr. het grootste deel van West-Europa bewoonden, inclusief Britannia. Waarschijnlijk gingen de niet-Indo-Europese volkeren die ze tegenkwamen na verloop van een paar generaties in de Kelten op.
Hoogtepunt van de Keltische macht
In 335 v.Chr. trok volgens Strabo en Arrianus een groep Keltische afgezanten naar Alexander de Grote ergens nabij de Donau waar hij de Balkanstammen bezocht. Ze werden er vriendelijk door hem ontvangen. Maar in de tweede helft van de 4e eeuw v.Chr. vertrokken ook Keltische krijgers vanuit het bassin van de Karpaten en volgden de Donauvallei zuidwaarts. Archeologische vondsten in Pannonië zoals rijke krijgersgraven nabij Kostalac (Pecine), daterend uit het eind van die eeuw, bevestigen dit. Tegen het begin van de 3e eeuw v.Chr. trokken de Kelten op veldtocht door Macedonië en Griekenland.

Een groot Keltisch leger onder leiding van Bolgios viel Macedonië aan, waarschijnlijk wegens overbevolking in hun land. De Kelten overwonnen de Macedonische koning Ptolemaeus Keraunos (318-281 v.Chr.) en plunderden het land.

In hetzelfde jaar trok een tweede leger (152.000 voetsoldaten en 20.400 ruiters) naar het zuiden, ditmaal onder leiding van Brennus . Veertigduizend mannen vielen, volgens Pausanias, de Aetolische stad Callium aan om Grieken weg te krijgen van de door hen versperde pas bij Thermopylae . De Kelten plunderden Delphi , een van de rijkste tempels van Griekenland, in 279 v.Chr., maar leden daar een nederlaag. Brennus raakte gewond en pleegde zelfmoord tijdens zijn vlucht, door wijn zonder water te drinken. Volgens Pausanias werd de stad helemaal niet geplunderd, omdat de god Apollo zelf zijn stad verdedigde. Ook Strabo geloofde niet dat de Kelten Delphi plunderden. Het Keltische leger splitste zich vervolgens. Een deel van hen trok naar Asia Minor en dat werden de Galaten.

Antiochos I Soter regeerde over het Seleucidenrijk, dat onder meer een deel van Anatolië, Syrië en Mesopotamië omvatte. Ook de stad Pergamon in het westen van Anatolië was zijn onderdaan. In het noorden aan de Zwarte Zee lagen de koninkrijken van Bithynië en Pontos . Koning Nicomedes I van Bithynië nodigde de Keltische troepen (Galaten) uit en stuurde hen door naar zijn vijand Antiochos, die hen in 275 v.Chr. versloeg. De overgebleven Galaten stichtten een rijk met als hoofdstad Ancyra ( Ankara ). Koningen van het Seleucidenrijk huurden hen in tegen Pergamon, dat onafhankelijk wilde worden. Attalus I van Pergamon overwon de Galaten in 238 v.Chr. en sloot in 208 v.Chr. een verbond met de Romeinen. In het heiligdom van Pallas Athena in Pergamon richtte Attalos rond 223 v.Chr. een monument op met bronzen beelden. Van twee van die beelden zijn Romeinse kopieën bewaard: de stervende Galaat (vaak foutief De Stervende Galliër genoemd, Capitolijnse musea ) en een beeld van een Galaat die zelfmoord pleegt na zijn vrouw te hebben gedood (Palazzo Altemps).

Een ander deel van het Keltische leger trok niet naar Anatolië, maar naar Thracië en een derde deel keerde langs de Donau terug onder leiding van Bathanatos en vestigde zich aan de samenvloeiing van deze rivier met de Sava ten oosten van Sirmium. Dit waren de Scordisci.

In de 4e en 3e eeuw voor Chr. bezetten de Kelten ook Noord-Italië en de gebieden van de Etrusken en bedreigden zelfs de toen nog kleine Romeinse Republiek. Een Keltische stam onder leiding van Brennus bezette rond 390 v.Chr. de stad Rome en was slechts bereid te vertrekken nadat de Romeinen een grote afkoopsom aan hem betaald hadden.
Assimilatie van de Kelten
Vanaf 100 v.Chr. waren de rollen omgedraaid en veroverden op hun beurt de Romeinen - die hun imperium aan het uitbreiden waren - de meeste Keltische gebieden in Europa behalve delen in tegenwoordig Ierland en Schotland. Veel Kelten werden uitgemoord, anderen werden geromaniseerd. Op die manier verdwenen de Keltische taal en cultuur binnen een paar generaties binnen het Romeinse Rijk . Alleen in afgelegen streken op het minder dichtbevolkte platteland wist de Keltische identiteit zich langer te handhaven. In Gallië ontstond een Gallo-Romeinse mengcultuur.
Cultuur
De Kelten hebben nooit een politieke eenheid gevormd. Integendeel: ze bestonden uit verschillende stammen die elkaar vaak juist bestreden. Die verdeeldheid kwam Julius Caesar goed uit bij zijn verovering van Gallia. Het is ook niet duidelijk of de Kelten zichzelf zo noemden, want dat is de naam die de Grieken hen gaven. Het komt van het Griekse woord Keltoi dat barbaar betekent. De Romeinen noemden hen Galli . De Kelten maakten vaak gebruik van reeds van voor hun opkomst daterende megalithische bouwwerken om er hun eigen rituelen uit te voeren bijvoorbeeld in de steenkringen in Carnac, Frankrijk. Daarnaast hadden ze ook heilige bomen, waterbronnen en andere natuurlijke plaatsen die een rol speelden in hun religie.
God(inn)en